Strategische Principes
door Jogchem Dijkstra
In dit artikel worden de principes van de (middeleeuwse) strategie besproken. Vervolgens wordt ingegaan op offensieve en defensieve strategie.
_________________________________________________________________________________
Moraal
Vaak werden en worden er ethische motieven gebruikt als een casus belli, oftewel reden om een oorlog te voeren. In de middeleeuwen waren deze motieven overwegend christelijk van aard. De verovering van Engeland door Willem de Veroveraar, bijvoorbeeld, was vermomd als een heilige oorlog onder de pauselijke banier.
In voorbereiding op veldslagen was het dan ook niet ongewoon om te vasten en te bidden. Al waren er natuurlijk de nodige manieren om er onderuit te komen. Het leger van Karel de Grote vastte drie dagen lang in de aanloop naar de verovering van het land van de Avars, wat betekende dat wijn en vlees niet genuttigd mochten worden. Maar de rijken konden voor de afkoop- som van een solidus per dag toch gewoon wijn drinken, en voor de minder bedeelden was de prijs lager.
Vele Kruistochten werden georganiseerd in de twaalfde en dertiende eeuw, terwijl de doelen niet anders waren dan voorgaande 'gewone' oorlogen. Zo werd er in 1234 een Kruistocht verkondigd tegen de Stedinger, die tussen Friesland en Saksen in woonden, feitelijk omdat zij iets te vaak met hun buren vochten en deze gevechten iets te vaak wonnen.
Trots was een andere kracht die legers beter deed vechten. De Normandische ridders voelden zich de trots van de wereld, overwinnaarsvan allen: de Engelsen, de Sicilianen, de Grieken, Capua en Apulia. Voor legers die hun vaderland verdedigden was nationalis-tische trots een drijfveer. Denk hierbij aan de stadstaten van Noord-Italië in de twaalfde eeuw en dertiende eeuw en de Schotten, Zwitsers, Vlamingen en Ditmarscher in de veertiende eeuw.
Veldslag als middel om de oorlog te beëindigen
Het beste middel om een slepende oorlog te voorkomen is een veldslag waarbij beide partijen al hun troepen moeten inzetten. Op die manier kan een oorlog in één dag gewonnen of verloren worden. Denk hierbij aan de slag bij Hastings in 1066 - waarvan sommigen zeggen dat deze bij Battle werd gevoerd, maar als we Wikipedia mogen geloven is deze plaats pas later ontstaan rondom Battle Abbey, die weer opgericht was naar aanleiding van de veldslag. In 1211 had Raymond van Toulouse drie jaar lang contact met de kruisvarende Simon van Montfort
Overmacht
Volgens Clausewitz is een overmacht aan troepen de belangrijkste factor voor het het resultaat van een veldslag, maar dan moet de overmacht wel dusdanig groot zijn dat deze andere factoren overschaduwt. Om deze reden moet een bevelvoerder proberen zoveel mogelijk manschappen te verzamelen voor een slag. Een koning kon een kleine groep vazallen, oftewel chevauchée, oproepen voor kleine conflicten. Het normale leger werd aangeduid met bijvoorbeeld host, expeditio of exercitus. Voor een host général, expeditio generalis, ost commune of ost bannie werden nog meermanschappen opgeroepen.
Als een aanvoerder een veldslag verwachtte trommelde hij alle weerbare mannen op die militaire verplichtingen hadden, en dit werd de retrobannum of arrière ban genoemd. Hierbij moet opgemerkt worden dat 'alle' mannen alle vrije mannen betekent, omdat alleen zij het recht en de plicht hadden om wapens te dragen. Wanneer een vijandelijke macht het land binnenviel kon er een beroep worden gedaan op de verplichting van alle vrije mannen om het land te verdedigen, onder andere lantweri of defensio patriae genoemd.
Het was met de middeleeuwse infrastructuur echter extreem moeilijk om alle krijgers op één plek te concentreren en vaak was het niet verstandig om grote hoeveelheden ongetrainde en slecht bewapende strijders te gebruiken. Bij gebrek aan een absolute meerderheid kan er op een bepaald moment voor een relatieve meerderheid gezorgd worden door middel van bijvoorbeeld een verrassingsaanval.
Verrassing
In de nacht van 20 op 21 maart in 1304 voerden de Vlamingen en Zeelanders uit het leger van Guy van Namen een verrassingsaanval uit op het kamp van de Friesen en Hollanders op Duiveland. Hiermee werd het leger van Willem van Avesnes een grote nederlaag toegebracht. Na een aantal vergeefse aanvallen op het versterkte Zierikzee namen Guy van Namen en Jan van Renesse Holland in, waar alleen Haarlem en Dordrecht weerstand konden bieden.
Vervolgens veroverden ze ook de stad en het bisdom van Utrecht. Dus na één nachtelijke verrassingsaanval werden twee provincies onder de voet gelopen. De overwinning was echter van korte duur, want Witte van Haamstede organiseerde een opstand en de Vlamingen en Zeelanders waren na een maand bezetting alweer het land uitgezet.
Verzameling van troepen
Het hebben van een groter leger is niet voldoende om een oorlog te winnen. Uiteindelijk gaat het er namelijk om zoveel mogelijk troepen op het slagveld te krijgen. Na zijn verlies bij Arsuf in 1191 sloopte Saladin daarom vrijwel al zijn kastelen, zodat hij zijn leger kon versterken met de garnizoenen ervan. Ook William Marshal wees op het belang van de troepenverzameling toen hij zijn eigen manschappen in 1217 over de splitsing van de vijandelijke schare toesprak met de woorden: "Wanneer hun leger verdeeld is, kunnen wij beter een deel van hun krijgers verslaan dan iedereen tegelijk. Dit is juist en redelijk, lijkt mij."
Veel aanvoerders werden na een nederlaag verweten dat ze niet gewacht hadden op de komst van al hun troepen. Voorbeelden hiervan zijn Boudewijn I voor zijn nederlagen bij Ramla en al-Sannabra in 1102 en 1113, prins Rogier van Antiochië voor zijn nederlaag bij het 'Veld van Bloed' in 1119 en Raymond van Antiochië voor zijn nederlaag in 1149.
_________________________________________________________________________________
Offensieve strategie
Voor het voeren van een offensieve strategie is een overmacht nodig ten opzichte van de tegenstander. Als er geen numerieke meerderheid is moeten de troepen beter getraind en meer ervaren zijn. Wanneer een heerser voldoende middelen had, kon hij een strategie van omverwerping gebruiken. Het resultaat hing dan af van de reactie van de tegenstander. Als de tegenstander de strijd op het open veld aanging, kon deze in één slag vernietigd worden. Denk hierbij aan de verovering van Engeland middels de slag bij Hastings.
Een veelgebruikte strategie was om een land binnen te vallen met meerdere leger. Op deze manier kon meer gebied doorkruist worden en werd het front van de verdediger opgebroken. Dat dit niet altijd de beste aanpak was blijkt uit de aanval van koning John van Engeland in 1214. Hij viel met twee legers Frankrijk binnen. Zelf voerde hij een aanval uit op het zuidwesten, terwijl keizer Otto het noorden aanviel. Beide legers werden echter los van elkaar verslagen door de Fransen.
In de meeste gevallen besefte de aanvaller dat het onmogelijk was om een tegenstander te vernietigen, omdat verdediging sterker is dan aanvallen. Daarom kozen de meeste aanvoerders ervoor om een oorlog met beperkte doelen te voeren: bijvoorbeeld het onderwerpen van een kasteel, een stad, een regio of een provincie. Uiteindelijk kwam het er dus op neer dat de meeste oorlogen meer leken op een rits rooftochten en strafexpedities waar velden, huizen en dorpen het meeste onder te lijden hadden. Alles rondom een kasteel werd verbrand of onder de voet gelopen. Maar zolang het kasteel niet ingenomen was, was het land eromheen nog van de rechtmatige eigenaar.
Defensieve strategie
Als twee partijen gelijk zijn in kracht, dan is de verdedigende zijde in het voordeel. Het verdedigende leger kan zijn troepen concentreren terwijl de aanvaller zijn troepen moet verdelen voor de bevoorrading. Wanneer een aanvaller een land binnenvalt met meerdere legers kan de verdediger een meerderheid verzamelen op het beslissende moment en de een na de andere colonne overweldigen. Verder kan de verdediger de communicatie- lijnen van de vijand onderbreken. En hij krijgt het morele voordeel van het verdedigen van zijn eigen land.
Defensieve systemen
Gedurende de middeleeuwen werden er door heel Europa kastelen en forten gebouwd. Ze bleken de meeste effectieve bescherming tegen de plundertochten van de Vikingen. Vrijwel elke feodale prins liet een serie kastelen bouwen om zijn grenzen te beschermen. Het terrein speelde ook een grote rol in de verdediging. De meeste landsgrenzen volgden dan ook natuurlijke grenzen als grote rivieren, bossen en bergruggen.
Signalen en communicatie
Middels een efficiënt communicatiesysteem kunnen verdedigers adequaat reageren op een binnenvallende macht. Om die reden werden er langs kusten tijdelijke bakens opgezet als er een invasie dreigde. In 1337 en 1338 werden in Engeland bakens gemaakt van wijntonnen die, gevuld met zand, op elkaar werden gestapeld. Deze bakens gebruikten vuur om signalen door te geven. 's Nachts werd het licht gebruikt en overdag de rook om van tevoren afgesproken codes door te geven.
Godfried van Bouillon was de eerste die het gebruik van postduiven door de moslims ontdekte. Deze methode werd vrij snel overgenomen omdat deze vrij betrouwbaar en snel was. De duiven konden echter wel onderschept worden. Om die reden waren de brieven die bijvoorbeeld Guy van Gibelet in 1282 met de commandeur van de Tempeliers uitwisselden in code.
Voordelen van verdediging
Het grootste voordeel dat een verdedigend leger heeft is dat het een veldslag kan vermijden. De aanvaller zal proberen om in een veldslag de verdediging uit te schakelen, maar deze kan dat voorkomen door zich, bijvoorbeeld, op te sluiten in kastelen. Ze hoefden het dan maar tot het najaar uit te houden, omdat dan het gevechtsseizoen eindigde. Er werd meestal begonnen met campagnes in de lente, wanneer er voldoende gras en veevoer was. In de herfst of het begin van de winter moesten ze stoppen omdat het te duur was om een leger een winter lang te onderhouden.
Omdat er in heel Europa zoveel kastelen waren, werd er dus bijna nooit een veldslag uitgevochten. De meeste van deze kastelen konden een belegering goed doorstaan, onder andere omdat de belegeringswerktuigen te zwak en onbetrouwbaar waren. Verder bracht het innemen van het kasteel weinig winst, omdat er een garnizoen in achtergelaten moest worden, dat zich ook nog eens moest zien te redden in een deels gesloopt fort.
Bevoorrading
Om een veldtocht succesvol te laten verlopen moet de bevoorrading van het leger goed geregeld zijn. Als de manschappen honger lijden bestaat er namelijk de kans dat zij deserteren of aan het plunderen slaan. De meeste dorpen in de middeleeuwen hadden niet de reserves om een langstrekkend leger te voeden. Zodra de voorraden aangesproken werden rezen de prijzen de pan uit. Soldaten moesten zelf voor hun eten zorgen en raakten dus al gauw op de vuist met verkopers die hoge prijzen vroegen.
Om alles in goede banen te leiden, regelden bevelhebbers markten op de route waar ze zoveel mogelijk kooplui op af probeerden te trekken door ze voordelen te bieden als ontheffing van belastingen, maar meestal bereikte een campagne een punt waar het voedsel op was en het leger van het land moest proberen te leven, waardoor het zich over een groot gebied moest verspreiden en dus een makkelijke prooi was voor de verdediger.
Defensieve manoeuvres
Er zijn veel gevallen bekend waar de verdediger het aanvallende leger tot ver binnen de grenzen liet oprukken, om vervolgens de terugweg af te sluiten en zo de aanvaller in het nauw te drijven. In 1126 trok koning Lotharius van Supplinburg Bohemen binnen. De hertog van Bohemen liet hem een bergpas in lopen en sloot die vervolgens aan beide zijden af. Uiteindelijk moest de koning een vredesakkoord tekenen.
Soms liet de verdediger alles over zich heen komen in de wetenschap dat de aanval niet lang kon aanhouden. Toen hertog Boudewijn VII van Vlaanderen in Normandië de strijd aanbond met Henry I van Engeland nam de laatste dat gelaten op. Hij wist dat de middelen van de Vlamingen snel op zouden laten en zei: "Ze kunnen ons land niet met zich meenemen."
Mogelijkheden voor strategie
Veel bevelvoerders die zich tijdens Kruistochten bewezen hadden als grote strategen behaalden na terugkomst in Europa nooit meer zulke goede resultaten. Denk hierbij aan Richard Leeuwenhart en Frederick Barbarossa, waarvan de eerste in de periode van 1190 tot 1191 meer successen behaalde in het oosten dan in de jaren 1194-99 tegen Frankrijk.
De reden hiervoor is dat de legers in het oosten veel groter waren en dus meer mogelijkheden boden om uitgebreide strategieën te ontplooien. Verder was het terrein opener en waren er veel minder kastelen en forten die de plannen konden dwarsbomen. Hierdoor heeft de oorlogsvoering in het oosten nooit veel invloed gehad op de manier van vechten in het westen.
Bron:
J.F. Verbruggen - The Art of Warfare in Western Europe during the Middle Ages from the Eighth Century to 1340
_________________________________________________________________________________
|